Het Meldpunt omschrijft seksueel misbruik als 'iedere gedraging waarbij een ander onder dwang of in een afhankelijkheidssituatie seksuele handelingen moet uitvoeren of ondergaan, dan wel seksueel getinte toenaderingen of uitlatingen in welke vorm dan ook moet dulden, waardoor de geestelijke en/of lichamelijke integriteit wordt geschonden. Onder dwang kan onder meer begrepen worden: fysiek geweld of de dreiging daarmee, psychische druk, intimidatie en/of chantage.'
Het Meldpunt hanteert daarmee een brede definitie. Ernstige vormen van seksueel misbruik gaan vaak gepaard met bedreiging en geestelijke mishandeling, zoals kleineren, uitschelden, buitensluiten, chanteren. Soms wordt het slachtoffer ook fysiek mishandeld. In andere gevallen is er sprake van meer subtiele mechanismen en spreken we van seksuele intimidatie.
Seksueel misbruik kan vanuit verschillende disciplines beschreven worden. Juridisch is vaak sprake van een vorm van strafbaar gedrag waarbij per concrete gedraging wordt omschreven wat strafbaar is. Vanuit een psychologische benadering wordt seksueel misbruik bekeken op het niveau van het individuele gedrag van dader en slachtoffer. In sociologische zin wordt seksueel misbruik gezien in een bepaalde maatschappelijke context, waarbij bijvoorbeeld het machtsaspect en omgevingsfactoren een rol spelen.
Seksuele intimidatie
Ook tegen vormen van seksuele intimidatie kan bij Hulp&Recht een klacht worden ingediend. Met de term seksuele intimidatie wordt bedoeld: seksueel getinte aandacht of toenaderingen die als ongewenst worden ervaren. Toenaderingen kunnen verbaal, non-verbaal of fysiek zijn. In het verleden sprak men ook wel van 'ongewenste intimiteiten'. Het woord intimiteiten heeft echter een positieve klank, terwijl het gaat om negatief ervaren, intimiderende toenaderingen.
Bij seksuele intimidatie is er vaak een ongelijke machtsverhouding tussen de pleger en het slachtoffer, het kan echter ook gaan om seksuele intimidatie door een collega. Bij seksuele intimidatie kan het gaan om strafbare vormen van seksueel geweld zoals aanranding, of om het plegen van ontucht met misbruik van gezag. Het kan ook gaan om niet-strafbare ‘lichtere’ vormen zoals het maken van een seksueel getinte opmerking. Seksuele intimidatie komt voor in de werkrelatie, het onderwijs, de sport, de gezondheidszorg, de thuiszorg, het pastorale werk. In veel sectoren zijn inmiddels richtlijnen opgesteld die aangeven wat onder seksuele intimidatie wordt verstaan en hoe de sector daarmee omgaat. Werkgevers zijn, op grond van de Arbeidsomstandighedenwet, verplicht om beleid te voeren ter bevordering van de gezondheid, het welzijn en de veiligheid van mensen die in hun instelling verblijven.
Volgens het Wetboek van Strafrecht zijn alle seksuele contacten met mensen jonger dan 16 jaar strafbaar, dus ook als het om een gewenst contact tussen twee vijftienjarigen gaat. In de praktijk worden seksuele contacten tussen leeftijdgenoten die plaatsvinden met wederzijds goedvinden niet vervolgd. Seks van een volwassene met een jongere onder de 16 jaar wordt wél vervolgd, ook zonder aangifte door de jongere of haar/zijn ouders.
In geval van seksueel misbruik van een jongere onder d?e 18 jaar door een priester van de RK Kerk moet de bisschop dit melden aan de Congregatie voor de Geloofsleer in Rome. Deze Congregatie bepaalt vervolgens welke instantie het misbruik onderzoekt en maatregelen neemt. De interne rechtsgang van de RK Kerk betekent niet dat Nederlandse wetgeving geen rol meer speelt. De RK Kerk werkt mee aan de normale rechtsgangen in het land van vestiging, in dit geval Nederland.
Seksueel misbruik in een hulpverleningsrelatie
Iedere hulpverleningsrelatie is een afhankelijkheidsrelatie. Deze relatie is vertrouwelijk en het contact vindt doorgaans plaats binnen de beslotenheid van een behandelkamer. Dat maakt mensen extra kwetsbaar voor hulpverleners die misbruik maken van hun positie. Het Wetboek van Strafrecht stelt seksueel misbruik in bepaalde afhankelijkheidsrelaties strafbaar. De meeste beroepsgroepen hebben dan ook gedragscodes waarbij seksuele contacten tussen hulpverlener en cliënt verboden zijn. Voor pastorale beroepskrachten in de RK Kerk gelden per bisdom gedragsregels.
Uit onderzoek blijkt dat 1/3 van de vrouwen en een op de 20 mannen ooit seksueel geweld (van kwetsende aanrakingen tot verkrachting) hebben meegemaakt. 12% van de vrouwen en bijna 3% van de mannen is ooit verkracht. Een op de 5 vrouwen en een op de 25 mannen heeft seksueel geweld meegemaakt voor het 16e levensjaar. De gemiddelde leeftijd bij de aanvang van het misbruik is bij vrouwen 10 jaar en bij mannen 11 jaar. Er zijn geen aanwijzingen dat seksueel misbruik in kerken vaker voorkomt dan in andere maatschappelijke sectoren. Wel is de groep slachtoffers in de kerk anders. In het verleden werden met name jongens in de leeftijd van 10 tot 14 jaar slachtoffer.
Daders maken de meest kwetsbare personen tot hun slachtoffer. Risicofactoren zijn: sekse (vrouwen zijn vaker slachtoffer dan mannen), leeftijd (kinderen onder de 15 jaar zijn relatief vaak slachtoffer), gezinsachtergrond (een achtergrond van verwaarlozing of misbruik vergroot het risico), beperkingen (kinderen en volwassenen met een beperking zijn extra kwetsbaar, omdat ze afhankelijker van anderen en minder weerbaar zijn), misbruik in het verleden (iemand die al eens slachtoffer is geweest van seksueel geweld heeft een grotere kans opnieuw slachtoffer te worden), zelfbeeld (personen met weinig zelfvertrouwen of een laag zelfbeeld lopen meer risico slachtoffer te worden), sociaal isolement (kinderen en volwassenen in een sociaal isolement lopen meer risico slachtoffer te worden). Naast risicofactoren, die betrekking hebben op slachtoffer en pleger, zijn er ook situationele en maatschappelijke factoren die risicoverhogend zijn. Zoals een omgeving waar mensen dicht op elkaar leven of werken, waarin vrouwen ondervertegenwoordigd zijn, en in traditionele gemeenschappen waar conservatieve opvattingen heersen over mannelijkheid, vrouwelijkheid en seksualiteit.
De termen dader en pleger worden in het spraakgebruik vaak door elkaar gehaald, maar er is een verschil. Van dader spreken we als het seksueel geweld juridisch is aangetoond, in andere gevallen hanteren we de term pleger. Uit onderzoek komen de volgende statistische kenmerken van plegers, gebaseerd op informatie die verstrekt is door slachtoffers. De dader was bij 98 % van de vrouwen een man of een jongen c.q. een groep mannen of jongens. Bij mannelijke slachtoffers was de dader in 58% van de gevallen een man/jongen (of groep), in 40% van de gevallen betrof het ook vrouwen of meisjes. Bij de overige 2 % was er sprake van een gemengde groep daders. Het merendeel van de plegers is een bekende van het slachtoffer: een familielid, vriend, buurtgenoot of vage kennis.
Uit onderzoek in de laatste twintig jaar is gebleken dat motieven en achtergronden van plegers van seksueel geweld zeer divers zijn. De psychologische motieven variëren van machtsmotieven, behoefte aan contact, seksuele motieven en vrouwenhaat tot algemene agressieve tendenties of een combinatie hiervan. Factoren die een rol spelen bij het plegen van seksueel geweld zijn: de behoefte zich machtig te voelen, een zeer laag gevoel van eigenwaarde, geen inlevingsvermogen en inadequate sociale en relationele vaardigheden.
Seksueel misbruik is een moeilijk bespreekbaar onderwerp. Slachtoffers ervaren gevoelens van schaamte en schuld waardoor niet snel hulp wordt gevraagd. Angst, anderen niet lastig willen vallen met hun probleem en bagatellisering van het ervaren seksueel geweld spelen een rol. Het is van groot belang dat omstanders en professionals, zowel in de omgeving van de dader als van het slachtoffer, signalen van seksueel geweld herkennen en weten hoe zij moeten handelen. Hoe beter zij kunnen signaleren, des te eerder en adequater kan het geweld worden aangepakt. Bij een vermoeden van seksueel geweld is het van belang dat vermoeden nader te onderzoeken. Op organisatieniveau kunnen risicofactoren aanwezig zijn die de kans op grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik vergroten. Dit kunnen bijvoorbeeld zijn: de samenstelling van het personeel en/of de cliëntenpopulatie, de heersende cultuur en/of de fysieke inrichting van de instelling. Seksualiteit moet geen losstaand onderdeel zijn van algemeen beleid in instellingen. Om incidenten te voorkomen dient het ingebed worden in een breder bejegeningsbeleid.
Slachtoffers van seksueel geweld kunnen op het politiebureau terecht om aangifte te doen, voor een melding, maar ook voor advies. Bij een aangifte maakt de politie een proces-verbaal op en volgt een politieonderzoek. Bij een melding maakt de politie geen proces-verbaal op en vindt geen strafrechtelijke vervolging plaats van de pleger. Een melding kan anoniem gebeuren of door iemand anders dan het slachtoffer.
In een informatief gesprek vertelt de politie over de juridische mogelijkheden en de vereisten voor het doen van een melding of een aangifte. Naast slachtoffers kunnen ook familie en vrienden terecht bij de politie voor vragen en advies. Daarnaast kan de politie verwijzen naar hulpverlening in de regio. Aangifte kan worden gedaan in de eigen woongemeente. In de regel wordt eerst een intakegesprek gehouden en in een later stadium een aangifte opgenomen. Dit wordt uitsluitend gedaan door een gecertificeerde zeden-rechercheur.
Na de aangifte begint het politieonderzoek. Het politieonderzoek wordt gedaan door de politie in de plaats waar het delict is gepleegd. Bij het vergaren van bewijsmateriaal gebruikt de politie onder meer informatie uit medisch onderzoek en verklaringen van getuigen die iets gezien of gehoord hebben. Als het slachtoffer minderjarig is overlegt de politie met de officier van justitie of het slachtoffer moet worden gehoord. Het studioverhoor wordt altijd door de politie vastgelegd.
Als het onderzoek is afgerond en er voldoende bewijsmateriaal tegen de verdachte is verzameld, maakt de politie het proces-verbaal op en stuurt het naar de Officier van Justitie. De Officier van Justitie beslist of de zaak bij de rechter wordt gebracht of (voorwaardelijk) wordt geseponeerd. Het slachtoffer is geen partij in de strafzaak, en heeft dus ook geen zeggenschap over de vraag of er een strafzaak komt en wat daarin aan de orde komt. Wel heeft het slachtoffer rechten en plichten binnen de strafprocedure.
Feiten die te lang geleden zijn gepleegd om nog tot een strafzaak te kunnen leiden, zijn strafrechtelijk verjaard. De meeste zedenmisdrijven hebben een verjaringstermijn van 12 jaar. Wanneer het delict is gepleegd door een minderjarige dader zijn de verjaringstermijnen korter. De strafrechtelijke verjaringstermijn begint te lopen op de dag nadat het delict gepleegd is. Uitzondering zijn zedenmisdrijven die zijn gepleegd jegens minderjarige slachtoffers, hier gaat de verjaringstermijn pas lopen op de dag nadat het slachtoffer 18 jaar is geworden. Voor civiele procedures, zoals het vragen van schadevergoeding gelden andere verjaringstermijnen. In het kerkelijk recht gelden andere verjaringstermijnen. De verjaringstermijn voor seksueel misbruik van jongeren beneden de 18 jaar is 20 jaar.
Wanneer het slachtoffer door het handelen van de pleger schade heeft geleden, moet de pleger dit in beginsel vergoeden. Daarbij kan het zowel gaan om materiële schade (kosten) als om immateriële schade (smartengeld). De schadevergoeding kan in de strafprocedure worden gevorderd (voeging als benadeelde partij), of er kan een afzonderlijke civiele procedure worden gevoerd. In een civiele procedure kan het slachtoffer rechtstreeks schadevergoeding vorderen van de pleger. Het slachtoffer moet via een advocaat als eiser de procedure aanhangig maken. Schadevergoedingszaken zijn vaak erg gecompliceerd, het verdient dan ook aanbeveling hiervoor deskundig juridisch advies te vragen van een gespecialiseerde advocaat.
Om de gevolgen van seksueel geweld draaglijk te maken en te hanteren, hebben veel slachtoffers baat bij hulpverlening. De behoefte aan hulp, opvang en advies varieert per ervaring en per persoon. Sommigen willen alleen het verhaal een keer kwijt, voor anderen is het belangrijk om in een therapie of samen met lotgenoten ervaringen te delen en te verwerken. Soms wil een slachtoffer aangifte doen bij de politie, soms niet. Het hulpaanbod moet daarom afgestemd zijn op de verschillende behoeften. De hulp kan gericht zijn op: het stoppen van het geweld, het beperken en herstellen van de gevolgen van de ervaring, en het draaglijk maken van blijvende of langdurige gevolgen van de ervaring met het geweld.
Een groot deel van de slachtoffers van seksueel geweld doet nooit een beroep op de hulpverlening of vindt niet de gewenste hulp. Hetzelfde geldt overigens voor plegers. Verder komen er slachtoffers in een hulpinstelling zonder dat bekend is of wordt dat zij slachtoffer zijn van seksueel misbruik. Inmiddels is er redelijk veel e-hulp (websites) beschikbaar. Het lijkt erop dat deze vorm van informatie en hulp de taken van lotgenotencontact deels heeft overgenomen.
Plegers kunnen voor vrijwillige hulpverlening terecht bij forensisch-psychiatrische klinieken en poliklinieken. De reclassering en GGZ bieden diverse vormen van daderhulpverlening in een strafrechtelijk kader en onder drang. Daderhulp is een bijzondere vorm van therapie met eigen doelstellingen en werkingsprincipes. Daderhulp is gericht op terugvalpreventie, maar ook op delictverwerking. Een dader moet het misbruikkarakter van zijn delict inzien en er de verantwoordelijkheid voor nemen.